Thuiskomen | Mensen | Beelden | Contact | Zoom

Fiel Van Cauteren  

Fiel van Bos

 

Théophilus

Van Cauteren

Op den Heikant even voor de kerk woont Théophilus Van Cauteren. Als je op den Heikant vraagt wie Théophilus Van Cauteren is, ben ik er bijna zeker van dat de meesten het antwoord schuldig zullen blijven, maar als je vraagt naar Fiel van Bos heb je onmiddellijk succes. Dorpsfiguren zijn in de startblokken van de eenentwintigste eeuw een uitstervend ras. Fiel is één van hen.
Fiel woont op den Heikant, een beetje voor de kerk, in een huisje dat ooit een boerderijtje was. Fiel is jonkman, al 84 jaar. Tweemaal kwam hij op een heel speciale manier in de kijker en kreeg hij voor korte tijd een BZ-status.
Vorige zomer stak ik hem toevallig voorbij met de fiets en had ik een korte babbel met hem. Via via heb ik me laten introduceren en op een zonnige novembernoen ben ik hem gaan interviewen. Ook al heeft Fiel een toch al gezegende leeftijd, met zijn harde schijf is er niks mis mee.

Het huisje staat een beetje van de straatkant af.

 

Het huisje van Fiel

Als ik op den hof kom, wordt plots een regiment kippen en hanen actief. Een gekakel van jewelste. Fiel heeft blijkbaar geen alarmsysteem nodig. Een gangetje en dan kom ik in de keuken van Fiel. Een schouw domineert de hele ruimte en de mazoutkachel geeft volle gas. Fiel zit in zijn zetel en vijf katten genieten van hun middagdutje. Tegen het raam staat een tafel met vier stoelen en wat verder een koelkast en een kookfornuis. Luxe is blijkbaar niet aan Fiel besteed. Aan tafel doet hij op een rustige, bezadigde manier zijn verhaal uit de doeken.

Fiel als peuter  

Roots
Wanneer ben je geboren? steek ik van wal. Hier in huis, antwoordt Fiel, in de kamer achter de schouw op 18 februari 1931. Mijn vader was Emiel Van Cauteren en mijn moeder Maria De Meyer. Mijn vader had zoals zovelen in die jaren een kleine boerderij.

Veel stelde dat niet voor, zegt Fiel, we hadden twee koeien en drie akkers. Een paard hadden we niet, we hadden een trekkoe. Kon je daar van leven, vraag ik hem. O, dat was juist genoeg om te overleven. De meesten van die kleine boertjes zijn na de oorlog ermee gestopt en zijn elders gaan werken. Ergens in de jaren vijftig is mijn vader er ook mee gestopt en vond hij werk bij Jef Laureys. Fiel is de oudste van vier: Fiel, Frans, Godelieve en Paula.

 

Fiel bij zijn eerste communie
School    
Zijn schoolcarrière begon hij in de jongensschool van de Heikant. Vier leerkrachten had hij: meester De Schepper (1&2), juffrouw Coleta Ernalsteen (3&4), meester Bogaert (5&6) en meester Maurice Van Kerckhove (schoolhoofd en 7&8).
Het was een heel andere tijd, gaat Fiel verder, we hadden een lei om op te schrijven, een pen en een inktpot en leren rekenen deden we op een telraam. Ook de oorlogsperiode herinnert Fiel zich nog heel goed: hoe ze alle dagen melk, vitamines en levertraan van Winterhulp kregen om aan te sterken.
Een primus was ik niet, bekent hij, maar meestal haalde ik de tweede of de derde plaats. Huiswerk kregen we niet, maar als ik thuis kwam was er altijd wel iets te doen op de boerderij. Pikken, koren opbinden, schoven rechtzetten, patatten rapen, de koeien wachten, het hooi helpen keren in de Berlaarse meersen en op oppers zetten… Fiel kent alles van de boerenstiel. En deed je dat graag, vraag ik hem. O, antwoordt hij, wij wisten van niet beter. Ons vader was vrij streng. Goesting of geen goesting, we moesten doen wat hij zei.
Na het achtste leerjaar stuurde mijn moeder me naar het Sint-Lodewijkscollege in Lokeren.
 
Mijn moeder was bezorgd om mijn toekomst want ze zag dat de boerderij geen toekomst meer bood. ’t Was niet met mijn volle gedacht, vervolgt Fiel, maar het was toch een eer om in die jaren te mogen verder studeren. De meesten van mijn jaren bleven thuis op de boerderij of vlogen naar de fabriek. Ook was de school vrij duur, zelfs zo duur dat mijn moeder geld ging lenen bij haar ouders om de school te kunnen betalen. In het begin viel dat niet mee in Lokeren want het eerste jaar was ik gebuisd en moest ik mijn jaar overdoen. Die van Lokeren waren blijkbaar beter voorbereid.
Daarna heb ik zonder problemen de vier jaar humaniora doorsparteld, zegt Fiel. Schitterende uitslagen waren het niet maar ik was er ieder jaar door. Op het college zwaaiden de priesters de plak. De meeste leraars waren trouwens priester en sommigen van hen kende ik wat beter want ze waren zondagsonderpastoor in onze parochie. De meeste tijd ging ik te voet naar Lokeren want een fiets had ik in het begin nog niet. Dat was iedere morgen een uur goed doorstappen, wilden we op tijd op school geraken. Als het te koud was, mocht ik van mijn moeder het trammeke nemen op de Gentsesteenweg en in het station van Zele de trein naar Lokeren.

Fiel als jongen van 12   In het zevende en achtste studiejaar bij Maurice Van Kerckhove
Fiel op zijn twaalf
 
In klas 7 & 8 bij Maurice Van Kerckhove in 1944. Fiel zit rechts op de eerste rij.
Legerdienst  
Na mijn school ben ik thuis gebleven tot ik opgeroepen werd om mijn legerdienst te vervullen, gaat Fiel verder. Dat was op 1 april 1951. Ik kreeg vier maanden opleiding in de kazerne van Lier en daarna werd ik gekazerneerd in Unna, in Duitsland. Het was nog de tijd dat Duitsland bezet was door de geallieerden.
 
Ik kwam bij de infanterie terecht, zegt Fiel. Iedere dag was er dril, was er vlaggengroet, waren er oefeningen en leerden we met de wapens omgaan. 21 Maanden heb ik in totaal gedaan en op kerstavond 1952 zwaaide ik af. In Dendermonde stond mijn moeder me op te wachten en ik moest onmiddellijk een kostuum gaan kopen.
Brussel    

En dan was het werk zoeken. Mijn nonkel Frans, de broer van mijn vader, was trambestuurder in Brussel en op een dag nodigde hij me uit bij hem thuis. We gaan eens kijken of we voor jou geen betrekking vinden, zei hij me. Mijn nonkel was verzekerd bij de Patroonkas voor Handel en Nijverheid. Op dat bureau vroeg hij aan één van de bedienden of ze soms iemand nodig hadden. Hij zou eens informeren, zei de man en warempel een week later kreeg ik een brief van de Patroonkas: ik mocht me gaan presenteren.

Bij de baas moest ik toen een examen afleggen: rekenen en breuken, dat was doodsimpel en ook een Frans dictee. Ik had nooit gedacht dat ik er door zou geweest zijn maar een week later kreeg ik een brief dat ik op 1 februari mocht beginnen.

 

In de nacht van 31 januari op 1 februari 1953 was er die grote overstroming. Omdat de weerberichten waarschuwden voor de grote storm, moest ik van mijn moeder al op zondag vertrekken naar Brussel, kwestie van zeker niet te laat te komen op mijn eerste werkdag.

Ik kwam terecht op een groot bureau van een sociaal secretariaat dat de lonen uitrekende voor de werkgevers. Ik was drie maanden op proef. Ik begon als klasseerder en mijn eerste job was een hele stapel papieren kapot scheuren, herinnert Fiel zich.
Ook qua taal was het even aanpassen want het was er tout en français. Ik herinner me nog dat mijn baas ‘le dossier soixante-dix-neuf’ vroeg en met de beste wil van de wereld ik verstond hem niet. Ik had op school septante-neuf geleerd.

Fiel op zijn bureau samen met drie collega's  

Eén van de eisen van mijn werk was dat ik in Brussel moest wonen. Om dat probleem op te lossen heb ik in den beginne bij mijn nonkel gelogeerd, maar na verloop van tijd heb ik toch iets anders gezocht. Tien jaar lang heb ik in ‘Le Cour de Tirlemont’ overnacht. Dat was een schoon hotel en na verloop van tijd was ik er kind aan huis. Alle andere gasten aten in het restaurant maar van de patroon moest ik bij hem eten. ’s Morgens zorgde hij voor mijn ontbijt, gaf mijn boterhammen mee en ’s avonds kreeg ik dan een warme maaltijd.

Toen de eis om in Brussel te wonen versoepeld werd, ben ik alle dagen op- en afgereden. In die tijd was er nog een stoomtrein en ik was dik twee uur onderweg om in Brussel te geraken want de trein stopte in ieder station. In het begin nam ik de trein van even voor vijf uur om ’s morgens tijdig op den bureau te zijn.


Bij de Patroonkas voor Handel en Nijverheid werkten er in die tijd om en bij de 600 man, want naast het sociaal secretariaat hadden ze ook nog een ziekenkas en verzekeringen. Wij waren maar een klein deeltje van het bedrijf. Op onze bureau werkte er vijftien man.

Toen ik er enkele maanden werkte, werd de vrouw die de lonen uitrekende ontslagen en ik mocht haar opvolgen. Lonen berekenen, gewaarborgd weekloon, opzegvergoedingen… alles had te maken met de sociale wetten. Ik was gesyndiceerd en ’s avonds bestudeerde ik altijd de nieuwe wetten zodat ik goed op de hoogte was van de zaak. In alle bescheidenheid, zegt Fiel, ik was goed in mijn werk omdat ik alles zo goed bijhield, mij moesten ze niet te veel wijsmaken op het vlak van sociale wetten.
Na 25 jaar werd de Patroonkas overgenomen door De Familie (het huidige Partena) en daar heb ik nog zes jaar gewerkt
.
 
In de jaren tachtig deden de computers hun intrede en dat was voor mij een brug te ver. Ik had echt geen zin om alles opnieuw te leren. Het stak me echt tegen, zegt Fiel. En ook de mentaliteit van mijn jonge collega’s stootte me werkelijk tegen de borst. Respect voor oudere collega’s was soms ver te zoeken. Op een avond kwam ik thuis en zei zonder boe of ba: morgen rij ik niet meer op. En ik bleef thuis. Mijn huisdokter en een specialist hebben er dan voor gezorgd dat ik wegens ziekte mijn C4 kreeg en ik kon gaan stempelen. Negen jaar ben ik iedere werkdag naar de Kloosterstraat gaan doppen tot ik op mijn 62 met vervroegd pensioen kon.
Fiel als klarinetist bij de harmonie  

Klarinet
Fiel heeft verschillende hobby’s gehad. Kort na de oorlog sloot hij aan bij Harmonie Kunst Adelt. Bij meester De Brauwer, de toenmalige chef, leerde hij solfège en de man leerde hem ook klarinet spelen. Ik kon vrij goed uit de voeten, bekent Fiel, en vele jaren heb ik eerste klarinet gespeeld. Meer dan dertig jaar was Fiel actief bij de Heikantse harmonie. Toen er een jonge chef kwam en deze een beetje met hem lachte, heeft Fiel zijn klarinet opzij gelegd. Hij voelde zich niet meer thuis en vond dat het genoeg geweest was.

‘t Gezang
Sinds 1970 is hij ook lid van de Heikantse zangmaatschappij 'De Eendracht'. Toen ik erbij kwam, vertelt Fiel, was ik de jongste en nu ben ik de oudste. De zangmaatschappij is gesticht in 1846 en met spijt in ’t hart moet ik zeggen dat we op sterven na dood zijn. We hebben nog slechts dertien leden waar we er vroeger meer dan dertig hadden. De oude leden sterven of haken af en er komen geen jongere mensen meer bij.

  Fiel als zangleider van de zangmaatschappij
Iedere eerste vrijdag van de maand is het repetitie in café De Molenhoek. Iedereen die wil zingen is welkom en elk zingt op zijn manier. Vroeger trokken we naar de kermis in Berlare, in Everslaar, op de Kouter en bijna ieder jaar gaven we een concert in De Vliet. We zongen al stappend op straat en de mensen vonden dat sympathiek.
Ons repertoire is een stuk folklore en de meeste van onze liedjes zijn honderd jaar en ouder. Sinds Odilon Metdepenningen overleden is, ben ik zangleider geworden.
Niet dat ik enige ambitie had, ze zijn me gewoon komen vragen bij gebrek aan anderen. En ik doe het nu al 15 jaar. Het hoogtepunt is ieder jaar de ceciliaviering. Dat is altijd een hele dag. We starten met de mis waar we een lied zingen en dan is het bezoek aan de leden herbergiers en niet te vergeten de boullie met schorseneren en het varkensgebraad. Als je een pintje wil drinken, zegt Fiel, moet je toch een bodem hebben, hé. Vorig jaar hebben we ook nog een CD opgenomen en al zeg ik het zelf, ik ben fier op het resultaat.
Groepsfoto van Zangmaatschappij De Eeendracht in 1996
Zangmaatschappij 'De Eendracht' van Zele Heikant bij hun viering van 150 jaar in 1996.

Wielerclub

   
In 1972 zijn we bij Georges Blancquaert gestart met een wielerclub. Ieder jaar vanaf april tot en met Zele-kermis deden we samen iedere zondag een tocht van 60-70 kilometer. Ik deed die tocht altijd twee keer want op zaterdag ging ik de route uitstippelen. In de week bereidde ik dit voor op de landkaart en zo komt het dat ik Oost-Vlaanderen ken als mijn broekzak. Er is geen enkel straatje dat ik niet ken. Ik heb die tochten jarenlang voorbereid tot op het moment dat ik moest afhaken.
  Ik was geen superieure renner maar ik kon mee, gaat Fiel verder, maar als je de ritten uitstippelt moet je op kop rijden en dat ging niet meer. Ook al zijn het amateurs, ze halen toch een aardig gemiddelde en dat ging niet meer.
Ik heb dan nog gefietst met een ander groepje De Vlassers waar het tempo een stuk lager lag. Maar nu zijn die mensen uit dat groepje oud en zijn De Vlassers gestopt.
wielerclub Centrum Heikant   fiel met zijn koersvelo op de muur van Geraardsbergen
Wielerclub Centrum Heikant ergens in de jaren 70
 
Fiel op de muur van Geraardsbergen
voetbal   FC Den Boomgaard
Achter het huis van Fiel ligt een boomgaard. Jarenlang was dit de pleisterplaats van FC Den Boomgaard. Een ploegje dat voetbal speelde op hun heel eigen wijze. Hoe dat in zijn werk ging? Aan het eind van deze Mens van bij Ons vind je een artikel uitde Gazet Van Zele van 24 oktober 1997 naar aanleiding van de opnames voor Afrit 9, een vrij populair BRTN-programma uit die jaren. Niemand minder dan Jean-Marie Pfaff speelde die dag mee met FC Den Boomgaard en binnen de kortste keren was onze Fiel een beroemde Zelenaar.

Ondanks het feit dat Fiel een forse tachtiger is, gaat hij nog iedere week zwemmen. Vroeger reed ik met mijn fiets naar Dendermonde, vertelt Fiel, maar de brug is me te lastig geworden en dus rijd ik nu op vrijdagmiddag naar Lokeren. Om twaalf uur is er bijna geen volk en kan ik rustig mijn baantjes trekken.
Zwemmen heb ik altijd graag gedaan, gaat Fiel verder, ik heb het in de tijd geleerd met Jean De Geest in Wetteren. Toen men de E3 (nu E17) aanlegde, kwam er een grote put op den Heikant en daar ging ik veel zwemmen. Ook als het bijna winterde, ging ik er naartoe. De mensen verklaarden me toen knettergek maar ik deed het toch.
In 1988 nam ik ook deel aan een kwart triatlon op de Donk, zegt Fiel. Dat was heel zot gekomen. Tussen pot en pint sloten we een weddenschap af en op zaterdagmiddag werd ik afgehaald met de taxi van Odilon Metdepenningen. Ik kon er niet meer onderuit. Een kwart triatlon is 1 kilometer zwemmen, 40 kilometer fietsen en 10 kilometer lopen. Manneke, zegt Fiel, heb ik toen afgezien. Ik was 57 en had er helemaal niet voor getraind. Ik had die morgen niet gegeten en bovendien was het snikheet die dag.
Dat zwemmen en dat fietsen, dat lukte me, maar ik heb bij die 10 kilometer lopen serieus afgezien. Ik was toen voorlaatste. Toen ik aankwam ben ik flauw gevallen en het Rode Kruis heeft me toen moeten oplappen. Toen ik mijn prijs ging afhalen, viel ik terug flauw. Dat was echt gene kak, zo’n triatlon, verzekert Fiel.

 

Zwemmen

Fiel uitgeput na zijn kwart triatlon

Fiel op het podium van ZZ TAP   ZZ-Tap
In het jaar 2001 (en ook 2002 & 2003) organiseerden Philippe Robrecht en Dirk Van Hecke (toenmalige cafébaas van Topaz) ZZ-Tap, een muziekfestival in een grote tent op de Zandberg. ZZ stond voor Zele Zingt en Tap snapt iedereen wel. Twee keer, vertelt Fiel, heeft Philippe me gevraagd enkele liedjes te komen zingen. Dat was een mooie affiche, zegt Fiel, ik mocht optreden tussen een schare van vedetten: Voice Male, Ronny Mosuse, Coco Junior, Jean Bosco Safari, Wigbert Van Lierde, Philippe Robrecht, Sabien Tiels... Twee liedjes bracht ik er: ‘O, Heideroosje’ en ‘Ik heb eerbied voor jouw grijze haren’. Fiel vertelt het en zingt ze voor mij. Fiels stem heeft al wel wat kilometers op de teller maar ze kan me nog bekoren.
En het rare was, vervolgt Fiel, ik had nog succes ook. Ik kwam er ’s nachts buiten en ik moest mijn handtekening voor sommige mensen zetten. Fiel glundert nog als hij het vertelt.

Reizen
Fiel is ook een aantal keren op reis geweest. De eerste keer was in 1969. Zijn goede vriend Aimé De Graeve was getrouwd met Maria Laureys en hij mocht mee op huwelijksreis naar Varna aan de Zwarte Zee in Bulgarije. In 1994 mocht hij terug mee toen ze hun zilveren huwelijksjubileum vierden.

Toen trokken ze naar Albena, een havenstadje aan de Zwarte Zee. In Albena ben ik echt mijn hart verloren, bekent Fiel, want tot in 2012 ben ik er ieder jaar naartoe getrokken. Mooi weer, zwemmen, goed eten en op tijd een pintje… meer moest dat voor mij niet zijn, zegt Fiel. Ik was er zo goed gekend als op den Heikant.

En in welke taal kon je daar terecht, vraag ik hem. Je hoeft er geen talen voor te kennen, antwoordt Fiel, één taal begrijpen ze overal en dat is be-talen.

Alleen de laatste jaren was al dat veiligheidsgedoe op de luchthaven er te veel aan. Ik begon te beven en te schudden als ik op de luchthaven kwam, gewoon niet te doen, zegt Fiel. En dus blijf ik nu maar thuis, hoe graag ik ook nog eens naar ginder zou gaan. Naast Bulgarije ben ik ook nog in Spanje, Tunesië, Zwitserland en Marokko geweest.

  Fiel in Bulgarije
Ik ben vrijgezel mijn schoonouders konden geen kinderen krijgen  

Jonkman
En, Fiel, nooit verkeerd? vraag ik hem. Hij antwoordt er niet direct op. Ik was bediende in Brussel en in die jaren was dat hoog aangeschreven en ik beken rechtuit dat we succes hadden bij het vrouwvolk als we met de collega’s van ’t werk een pintje gingen drinken. Sommige collega’s hebben zich in de doeken laten doen maar ik heb mijn verstand gebruikt.

Eerlijk gezegd, bekent Fiel, trouwen, dat was niks voor mij, ik zou met geen vrouw overeenkomen. Ik heb thuis teveel miserie gezien omdat mijn vader de scheve schaats reed. Als ge een vrouw hebt, verduidelijkt hij, moet je alles toegeven en meegaan met de moderne tijd, dat is echt waar niet aan mij besteed. Nee, ik heb te veel miserie gezien. Ik heb goed voor mijn ouders gezorgd en dat was goed zo.

(Over)Leven    

Op zijn 84ste is Fiel dus nog altijd alleen. Vroeger kwam er veel volk over de vloer maar met de jaren is dat verminderd. Veel van zijn vrienden zijn overleden. Op den duur schiet ik alleen nog over, zegt Fiel. Hoe vul je je dagen? vraag ik hem. Als ik ’s morgens opsta maak ik koffie en haal ik mijn gazet. Na mijn gazet ga ik mijn kiekens en mijn katten voederen en dan doe ik soms boodschappen. Soms op de Gentsesteenweg, andere keren rij ik naar de Klappel op de Donk, altijd met de fiets.
Fiel bekent dat hij geen echte huisvrouw is. Koken is niet aan hem besteed. Twee keer per week op dinsdag en donderdag bezorgt een traiteur hem een warme maaltijd en andere dagen eet hij boterhammen.
Ik heb niet veel nodig, zegt Fiel, ik eet maar één keer per dag. Kuisen is niet onmiddellijk zijn hobby, gelukkig is er een nichtje dat om de twee weken de boel komt schoonmaken. Ook zijn tuin heeft betere dagen gekend. Ik kan dat niet meer, zucht Fiel, ’t is niet simpel zo alleen, ge moet veel courage hebben. Hulp van het OCMW kan hij niet krijgen, ze willen enkel komen als het huis wordt opgeknapt en dat is financieel gezien een brug te ver voor Fiel. Ook voor een serviceflat of een bejaardenhuis heeft Fiel bedankt, op dat vlak is hij honkvast.
Op zondag gaat Fiel nog een pintje drinken. Niet op den Heikant, wel op de Gentsesteenweg of op de Donk. Vroeger hadden we meer dan veertig cafés op den Heikant, zegt Fiel, nu heb je alleen nog De Molenhoek en ’t Gelag. Ik kan er niet aan doen, zegt Fiel, maar als ik er kom, voel ik me niet welkom. Ze kijken niet meer naar jou, nen ouden mens zien ze niet meer staan. Vroeger kende ik Jan en alleman op den Heikant, nu niet meer… Den Heikant is om zeep, zucht hij.

Al bij al heb ik een goed leven gehad, zegt Fiel. Ik heb in Brussel mijn werk gedaan comme il faut en ben altijd serieus en eerlijk geweest. Foefelen was aan mij niet besteed. Aan al mijn hobby’s heb ik veel plezier beleefd en ik was graag onder de mensen. Fiel haalt een doos boven met foto’s. Stille getuigen van zijn leven.

Ik neem afscheid van Fiel en zijn vijf katten. Als ik buitenkom slaat het regiment weer alarm!

Bedankt Fiel voor je verhaal!

  Fiel

Mark De Block
06.III.2015

Met dank aan Willy De Maesschalck voor de foto's van de voetbal, ZZ-TAP en de uitsmijters.

 

Uit ‘Gazet Van Zele’ van 24 oktober 1997

FC DEN BOOMGAARD

Eigenlijk hebben alle jongens het gedaan van zodra ze een lapje grond vonden en iets wat op een bal leek: een potje voetballen onder elkaar, zonder al te veel reglementen, verplichtingen en vereisten. Het was nog de tijd dat drie corners een penalty waard waren. Waarom dus ook niet in Zele? Daar speelden ze dertig jaar geleden al het spel in een boomgaard (wat dus iets moeilijker is) en het bleef bovendien bestaan. Tot vandaag…
de hesp   Een pintje drinken met Jean Marie   Fiel geeft de aftrap
Het lijkt misschien allemaal zeer eenvoudig, maar toch gaat er enige voorbereiding aan vooraf. Aan de ene kant van de boomgaard wordt er boven in de bomen een dik touw gespannen om de bovenkant (de deklat) van het doel te bepalen. Aan de andere kant staan twee palen en daaraan wordt op precies dezelfde hoogte alweer een koord gespannen. De doelen zijn klaar. Ook de middellijn wordt aangegeven met een koord en elke ploeg moet binnen de eigen helft blijven. In één van de bomen wordt een wekker gehangen.
 
Die begint te tikken om 14 uur en laat om 16.30 uur luid rinkelend het einde van de wedstrijd horen.
Aan nog een andere boom hangt een gezouten hesp, waarvoor er gespeeld wordt en de winnende ploeg sleept die uiteraard in de wacht. Zij neemt die – sociaal als het spel is – zeker niet mee naar huis, maar die hesp wordt na het spel aangesneden om samen met wat friet en het nodige schuimend vocht de inwendige mens te versterken na een toch wel uitputtende wedstrijd.
Jean Marie signeert de training van Fiel   Fiel wordt gefilmd voor Afrit 9   Jean Marie pak Fiel vast
De ploegen
Opdat niet steeds dezelfde (goede) ploeg met de hesp zou gaan lopen, heeft men hier wel een originele manier gevonden om de strijd wat evenwichtiger te maken. Hiervoor gebruiken ze een kaartspel. Iedere deelnemer trekt een kaart en de hoogste kaarten nemen het op tegen de laagste. Het aantal spelers kan dus variëren naargelang het aantal kandidaten dat komt opdagen. Merkwaardig is wel dat er slechts één soort spelers op het veld staat: het zijn allemaal veldspelers én doelmannen. Het doel heeft dan ook geen bepaalde afmetingen zoals bij het gewone voetbal maar beslaat zowat de totale breedte van het speelveld, aan de ene kant afgebakend door bomen, aan de andere kant door de palen.
De tegenstander moet nu proberen om de bal daartussen te krijgen.
 
Zolang de bal binnen het speelveld ligt, moet vanop de plaats waar de bal ligt naar het doel van de tegenstanders gesjot worden. De ploeg die het eerst tien doelpunten scoort, wint een set.
Er wordt gespeeld naar drie winnende sets of tot de wekker bepaalt dat het genoeg is geweest.

Deze atleten zijn actief van half oktober tot einde maart en dan wordt er een heus klassement per speler opgemaakt.
De spelers van de winnende ploeg krijgen twee punten, de verliezers één punt, de afwezigen een dikke nul. Fiel houdt elke week de boekhouding plichtsbewust bij en diegene die einde maart de hoogste score heeft, mag alvast uitkijken naar de kampioenenviering.

Fiel met Jean Marie in de goal   fiel   beeld van het boomgaardvoetbal
Op de televisie    
Zaterdag 18 oktober was het voor onze boomgaardvoetballers een echte hoogdag. Ze gaven niet alleen de aftrap van het nieuwe seizoen, er was ook een opnameploeg van de BRTN aanwezig. Zij kwamen filmen voor het programma Afrit 9 dat op maandag 24 november zou uitgezonden worden.
De klap op de vuurpijl werd echter om 14.45 uur gegeven toen de grootste doelman aller tijden, Jean-Marie Pfaff himself, de gelederen van de doelmannen-veldspelers kwam vervoegen om zelf eens de smaak van deze vrolijke sport te proeven.
En het smaakte… ook het daarbij gepaard gaande gerstenat.
Fiel was uiteraard in de wolken. Als bezieler van het boomgaardvoetbal had hij nooit durven dromen om samen met de numero Uno van de Belgische doelmannen in de goal te staan. Allicht werd deze mooie nazomerse dag de mooiste uit zijn drukke leven.
Jean-Marie schonk nog een bal weg en beloofde om aan zijn leverancier te vragen om aan de deelnemers allemaal een paar keeperhand-schoenen te bezorgen…
Na dit optreden van Pfaff werd nog een aardig potje boom-gaardvoetbal gespeeld en achteraf menig pintje gedronken om deze fantastische dag op een waardige manier af te sluiten

 

Een paar uitsmijters...

Fiel verkleed als vrouw tijdens de Dolle Dorpsdagen   Fiel tijdens de Dolle Dorpsdagen
De Dolle Dorpsdagen waren voor Fiel de ideale gelegenheid om eens uit de bol te gaan. Je ziet hem (haar) hier in twee outfits!
Fiel als misdienaar   Een haan op het bed van Fiel
In een vorig leven heeft Fiel nog zijn sporen verdiend als misdienaar. Hier zie je hem in vol ornaat samen met Antoine Burm en Luc Van Gyseghem.
 
Kippen zijn huisdieren, maar ten huize Fiel
wordt dit heel letterlijk geïnterpreteerd.

 

 


© Mark De Block
Thuiskomen